DOWN TO THE DELTA 2007
Een jaarlijkse trip naar de Mississippi Delta is zowat iets van het belangrijkste geworden in mijn leven. Een reis naar het hart van het gebied dat leven gaf aan de moeder van alle muziek. Dit is de hemel voor elke bluesfan. (Michel Hofkens)
Dit jaar vertrokken we op 2 oktober. Vanuit Brussel vlogen we via Atlanta naar Memphis. Het eerste wat we daar deden was ons met de shuttle naar het autoverhuur bedrijf laten brengen om daar onze Chevrolet Trail Blazer op te pikken. Vandaaruit is het nog een 20 minuten rijden naar downtown Memphis.
Door het verschil in tijd was het nog steeds dinsdag en, wel wat moe van de lange vlucht, maar wie gaat er nu al om 8 uur slapen, wetende dat je op wandelafstand van Bealestreet bent. Ben je hier voor de eerste keer, dan is de eerste kennismaking al spectaculair. Van overal komen de bluesklanken je tegemoet en al de kleurige neonlichten van de tientallen bluesclubs maken je het moeilijk om te beslissen waar eerst binnen te stappen. Spijtig genoeg moet je na enkele tijd wel toegeven dat de echte blues op Bealestreet al lang verdwenen is en het eigenlijk een toeristische attractie is geworden, waar het nuttigen van zoveel mogelijk bier en spareribs en het kopen van prularia belangrijker is geworden dan de muziek. Maar toch, er is overal livemuziek. Onze eerste club vanavond was B.B.Kings waar Preston Shannon zijn thuishaven heeft.
Echt Memphis Blues, als je geluk hebt, want veelal door de aanwezigheid van vele ‘ korte broeken-witte sokken’ toeristen die komen voor blues maar enkel bewegen op voor hen ‘bekende’ nummers, hoor je te veel Funk en R&B. Na enkele “Buds” was het toch hoogtijd om het hotel op te zoeken.
De volgende morgen, na een stevig Amerikaans ontbijt , was het tijd voor wat sightseeing voor mijn ‘eerstejaars’ reisgezellen en wat ik gevreesd had gebeurde toch: waar is Graceland?? Ok, Memphis, Elvis ,the King, Graceland, als je er toch bent zou het zonde zijn om niet te gaan. En zo geschiedde… en een hoop dollars verkwist.
’s Avonds had ik afgesproken met Barbara Blue, “The Bluesqueen of Bealestreet”. Zij speelt bijna dagelijks bij ‘Silky O’Sullivans’, ook op Beale. Een huisbezoek bij onze goede vriend Doug McMinn zou later de plannen veranderen. Hij moest namelijk spelen met The Eric Hughes Band in een randstadje van Memphis. Er zou later nog tijd genoeg zijn om terug naar Bealestreet te gaan. Het was woensdag en dat betekent ‘Bikes on Beale’. Honderden bikers van overal komen hun machines showen. Geen Hell’s Angels toestanden maar een echt aangename sfeer waar je best een praatje kan maken met
‘Brothers’ van het kaliber waar je bij ons in een boog omheen gaat. Southern hospitality, en dat is hier geen nobele gezegde.
Barbara Blue hebben we gemist maar de avond werd nog goed gemaakt door de James Govan Band in de Rum Boogie Café.
De ‘old Highway 61’ voert ons zuidwaarts richting Mississippi . De eerste bekendklinkende naam die we passeren is Tunica. Het paradijs, of de hel, voor gokverslaafden. Het ene casino al groter dan het andere met de al even grote hotels dicht in de buurt. En wat heel opvallend is zijn de reclameborden, overal wordt het hele gebeuren opgeluisterd door de grootste namen uit de Country- en Rockscène. Wat nog opvallender is, is dat er overal enkel winnaars zijn van grote bedragen. Dit is Amerika, verliezers zijn hier niet…
En dan, de open hemel, links, rechts, nog alleen katoenvelden. Het is oktober en het oogstseizoen loopt op zijn einde. De nu nog spierwitte velden zullen weldra veranderen in dorre vlakten om daarna weer gereed gemaakt te worden voor het volgende jaar. Grote massieve ‘John Deere Cottonpickers’ hebben het werk overgenomen van de eens zo talrijke zwarte bevolking die onwetend en ongewild de basis waren van de enige echte cultuur van de Verenigde Staten: de Blues.
Nog een korte afstand rest ons van de grens met Arkansas. We gaan rechtsaf richting Helena, Arkansas en weldra doemt de grote ijzeren brug op die ons over de Mississippi voert. Nog 5 minuten…’Welcome to Helena,Mainstreet of the Blues’ ,ik ben thuis…
Een warme ontvangst staat ons te wachten in The Edwardian Inn, ons verblijf voor de volgende 3 nachten. John Crowe, de eigenaar is weer blij ons te zien en trots verteld hij dat onze campingstoelen nog netjes opgeborgen staan in de kamer op het bovenste verdiep. ‘Onze’ kamer. We zijn Dick ‘the General’ Meyer (ja, er zijn wél goede Nederlanders hoor!) erg dankbaar om jaren geleden een woordje voor ons te hebben gedaan bij Mr. Crowe. Als je weet dat er tijdens de festivalperiode in een straal van 150 Km geen enkele hotel- en motelkamer meer vrij is, is het niet verwonderlijk dat we blij zijn met een hotelkamer op…3 minuten wandelen van het hoofdpodium! We betalen misschien wel een dollar meer maar dat is nog altijd beter dan ’s nachts nog 150 km te moeten rijden, om de volgende morgen weer terug te moeten komen. Na ons geïnstalleerd te hebben en onze stoelen tevoorschijn hebben gehaald, begeven we ons naar het bureau van het Arkansas Blues & Heritage Festival. Enkele jaren geleden heette dit nog het King Biscuit Bluesfestival, maar door allerhande financiële perikelen en opeisen van naamrechten, mocht deze naam niet meer worden gebruikt. Het is één van de , zoniet het beste, bluesfestivals in de USA, en, het is een gratis festival. We hebben ons vooraf geregistreerd als “Friends of the Biscuit”. We betalen $ 50,- en we kunnen onze stoel op de eerste rij zetten voor de drie dagen. Er zijn slechts 350 plaatsen voorzien, op een festival met een bezoekersaantal van om en bij de 90.000 !
De eerste plaats die we , zoals gebruikelijk , binnenstappen is Bullock’s Café. Miss Cora Bullock runt deze jukejoint sinds een 18 tal jaren. “Daily Homecooking and Soulfood” zegt een muurschildering. Waar ooit eens glas had gezeten in de voordeur zijn nu wat planken en kippengaas aangebracht. Wanneer het regent hou je best een oogje op de zoldering anders kan je wel eens meemaken wat onze vriend Jos Helsen overkwam een paar jaar geleden : door een lek in het dak kwam een stuk van het plafond naar beneden. De brokstukken kon hij ontwijken, de 10 liter water echter niet. De reactie van Miss Cora: “Well, shit happens..” er werd een geel paneeltje in het midden van het café geplaatst :’Caution ! – Wet Floor ‘ en alles was vergeten… Dit zijn voor ons leuke herinneringen die zeer spijtig genoeg verdrongen werden door wat we te horen kregen toen we binnen kwamen. Miss Cora lag in het ziekenhuis. Botkanker. Ze stierf 4 weken later, 8 november 2007 in Little Rock , Arkansas. We zullen haar missen.
We waren nog vroeg genoeg om onze stoelen op de eerste rij te kunnen plaatsen, en de eerste bekenden te begroeten. Het leuke hier is , je zet je stoel en je kan gerust voor een tijdje weg gaan. Als je terug komt is je stoel misschien bezet maar met een ‘thank you for using’ en een handdruk is hij zo weer de jouwe. Op Cherrystreet zijn de verschillende eet en drinkkraampjes aan hun laatste voorbereidingen bezig en her en der zie je blauwe rook uit de gigantische BBQ-ketels komen. Het water komt ons al in de mond ,denkend aan de spareribs en turkeylegs die straks onze honger , of goesting , zullen stillen. Het is snikheet hier. Zelf de mensen van hier lopen te puffen en zijn verwonderd over de extreem hoge temperatuur. De opwarming van onze bol laat zich overal blijken. Dan maar de koelte opzoeken , we zullen nog lang genoeg de zon moeten trotseren. En de koelte vonden we . Natuurlijk moesten we er niet naar zoeken want de volgende die we moesten begroeten was Fonzie van Fonzie’s Jazz and Bluesclub. Dit is toch wel toevallig dat wij als Belgen al die cafébazen hier als vriend hebben… Stilaan werd het nu toch tijd om ons terug naar het terrein te begeven. Veel volk is er nog niet , het is tenslotte nog maar donderdag en ook in de States moeten mensen werken. Die van het verste komen zijn er gewoonlijk eerst en dat was dit jaar weer het geval. Hartelijk begroeten we onze vrienden van “overal” : Ritchie van het Zwitserse Lucerne Bluesfestival, Giannfranco Scala ,promotor van Italiaanse festivals, Dusty Scott, één van de beste bluesfotografen die er zijn, en mijn ‘bluesbrother’, Bruce Iglauer , de baas van Alligator Records en tevens onze hotelgenoot, Jeff Dyson van BlueshoeProject (Blues in Schools) , de vriendelijkste Nederlanders die ik ken, Onno en Nanny Wink , reporters van het Nederlandse bluesmagazine BLOCK, Jon Silvermoon en zijn vrouw Judy, van Eugene,Oregon en de nog zovele gezichten die ons herkennen. Howdy folks , what’s up dude, en we zijn weer één grote familie voor de volgende dagen.
En dan het festival. Een programma waarvan je bij ons enkel kan dromen. Je kan ze echt niet allemaal gaan zien, geloof me. Dusty ,de fotograaf van Pittsburg, zie je van hier naar ginder lopen omdat hij echt alles wil vastleggen. En toch had hij er nog één gemist. Dit zegt genoeg over het aanbod. Niet alleen op het hoofdpodium is er line-up om U tegen te zeggen, er is dan ook nog een zijpodium enkele straten verder voor de meer akoestische muziek en daarbij komen er nog drie podia voor de “Emerging Artists”, amateurs zeg maar. Geloof me vrij , het woord past echt niet bij hetgeen ze brengen. En als je dan nog niet weet waar naartoe zijn er nog de straatmuzikanten. Straatmuzikanten die bij ons niet uit de toon zouden vallen op de vele festivalletjes die Belgie en Nederland kent. Of toch wel maar dan in de goede zin…
Donderdag, de eerste festivaldag is er enkel muziek op het hoofdpodium. Na een viertal bands die allen winnaars waren van diverse bluescontests kregen we achtereenvolgens The Eric Hughes Band, Big Red & The Soulbenders, Sean Carney Band, Sterling Billingsley, Diunna Greenleaf & Blue Merci, Wayne Baker Brooks, Blinddog Smokin’ met speciale gast Bobby Rush ! en als afsluiter de gospel-bluesband The Lee Boys. Wat ons het meeste heeft bekoord was de gitarist van Blinddog Smokin’, de 24 jarige Gino Matteo. Geheel onbekend maar is tot ‘Best guitarplayer of the Westcoast’ gekroond. Ook Bobby Rush was fantastisch. In tegenstelling tot zijn normale show als entertainer en de ‘dikke konten madammen’ bracht hij een akoestische solo set.
Rond elf uur ’s avonds zit de eerste dag erop. Napratend over het geziene begeeft ieder zich naar zijn slaapgelegenheid. Hier geen ‘afterparty’ met een hoop lawaai en dronkaards. Hier komt men nog echt voor de muziek.
Gino Matteo
De volgende morgen werden we aan de ontbijttafel begroet door de heren van de XXL-Bluesclub uit Wageningen (NL). Door de vele verhalen van ervaren festivalganger Dick Meyer hadden ook zij hun laatste verlofdagen gehouden voor een oversteekje naar de Delta. Blues is zowat het enige onderwerp van gesprek.
Veel tijd hebben we niet want onze stoelen moesten weer worden gezet. Vandaag moesten we zeker op de eerste rij zitten want het programma was wel zo goed dat je je het zou beklagen als je hier niet met je neus had opgezeten. Om te beginnen R.J Mischo, waarna achtereenvolgend Lil’ Dave Thompson , legendarische Sam Carr en Dave Riley en The Delta Jukes, uit Texas Smokin’ Joe Kubeck en Bnois King, de nog meer legendarische , 94 jaar oude Pinetop Perkins en Bob Margolin , Lil’ Ed Williams en zijn Imperials , Sherman Robertson en dan Michael Burks samen met Larry McCray en Carl Weathersby !!! Zulk een programmatie is haast ongelooflijk. Weet dan ook nog dat , naast Pinetop Perkins en Bob Margolin, legendarische bluesmannen Bob Stroger, Willie ‘Big-Eyes’ Smith, Hubert Sumlin en Calvin ‘Fuzz’ Jones het podium deelden , met ook nog Diunna Greenleaf !! Tussen deze acts hadden we wel even de tijd om ons naar de andere podia te begeven om mensen als Moreland & Arbuckle , John Alex Mason en vriend sinds jaren , Bill Abel bezig te horen. Opweg van en naar het hoofdpodium, passeren we de vele kraampjes met t-shirts, cowboyhoeden, Afrikaanse beelden, pizza’s , spareribs, ijs, en ja: frieten !!! Wat opvalt: de enige kraam waar je niet moet aanschuiven is de frietkraam. Een omgekeerde wereld blijkbaar, want hier hoor je op een bluesfestival ook maar enkel…blues.
Wat ook nog geheel anders is dan bij ons is het feit dat hier de artiesten helemaal niet afgeschermd worden . Geen gedoe van backstage , VIP-room en toestanden. Het is hier dan ook heel normaal dat je gewoon een praatje kan maken of een pint drinken met eender welke artiest, al dan niet wereldberoemd. Ik ga je de lijst besparen van bluesmensen die we in de loop der jaren hebben leren kennen en die ons zelfs het volgende jaar herkennen en aanspreken. Vraag anders maar aan Bobtje (Blues), die was verleden jaar zo onder de indruk dat hij in de loop van de eerste festivaldag al uitgeteld in het gras lag na van al deze toestanden al 1000 foto’s te hebben geschoten…
Natuurlijk zijn er hier ook dingen die niet kunnen. Bewegende beelden vastleggen…zeg maar filmen. Maar ja, het is toch zo plezant om later thuis het nog een keertje te herbeleven. En, we werden betrapt. Maar Paul Vissers zou Paul Vissers niet zijn als die zich zo maar zou laten doen. “Sir, ik film helemaal niet, dit is het nieuwste type fotocamera, net uitgebracht in Japan. Dat hebben ze hier in de States nog lang niet.” Het was donker en de man bleek niet zo op de hoogte te zijn van de markt,” oh, I’m sorry sir, dacht dat je aan’t filmen was…” We hebben honderden foto’s genomen en zo’n 5 uur film. Tegen niemand zeggen hoor. Het hoogtepunt van de dag ? Michael Burks en vrienden. Chicago Blues Master, maar wel geboren in Mississippi, Carl Weathersby en Michaels neef Larry McCray. En, wat iedereen wel een beetje verwachtte gebeurde ook. Na enkele nummers kwam ook guitarslinger Sherman Robertson het trio vervoegen. Je kan je wel inbeelden wat hier gebeurde. Ze werden allemaal zot !
Sherman Robertson, Carl Weathersby, Larry McCray, Michael Burks
Vroeg opgestaan en na het ontbijt even naar Wal-Mart, shoppen. Ja shoppen, weet wel dat we dit jaar een vrouw bijhadden en die moeten zich blijkbaar aan een ritueel houden…Ik zal maar niet meer zeggen want ook zelf had ik al wat in gedachte om hier in de States te kopen, nl. boots, in’t Vlaams ‘botten’. Nashville stond op het programma eind van de week, dus nog even wachten.
Rustig rijden we wat rond door West-Helena en Helena. Hier zie je nog vele huizen uit de hoogdagen van de katoennijverheid. Grote koloniale huizen, oprijlanen met twee rijen bomen. Mooi, maar in contrast met de vele vervallen houten huisjes met een berg rotzooi ernaast. Er wordt hier wel wat gerenoveerd maar het kenmerk van het Zuiden zie je overal: armoede. Helena leeft echt de drie dagen van het festival en alles loopt op wieltjes, nergens problemen. Schijn bedriegt. Verleden week zijn hier nog twee jongens doodgeschoten. Eén was 17 jaar. De reden ? Woordenwisseling over wie de mooiste autobumper had… Ik was hier ooit in Februari. Geloof me vrij dat je dan een heel andere kijk hebt op de Delta. Het valt niet altijd op, voor ons althans niet, maar het Zuiden is nog steeds het Zuiden al behoort de burgeroorlog al lang tot de geschiedenis.
Dan weer maar richting festival. Ook de derde dag had een programma van jewelste.
De opener vandaag was Eugene Hideway Bridges. Soms hoor je van hem wel eens zeggen ‘de nieuwe B.B.King’. De volgende was ook een ‘King’. King of the Woods, Mr. Willie King. Hij wordt hier echt op handen gedragen, en hij geeft het volk ook graag wat terug. Binnen de kortste keren begeeft hij zich al spelend tussen de massa. Een tip: de Nederlandse filmmakers Saskia Rietmeijer en Bart Drolenga hebben eerder dit jaar een geweldige DVD uitgebracht over Willie King, “Down in the Woods”. Een aanrader.
Terry Evans , lang de sideman van Ry Cooder was de volgende in het rijtje gevolgd door nog een vaste waarde hier, Anson Funderburgh and The Rockets. Helaas zonder Sam Meyers, die verleden jaar gestorven is. Wallace Coleman en Cleveland Fats, Hubert Sumlin and The Willie ‘Bigeyes’ Smith Band, allen zeg maar behorende tot de categorie ‘legendarisch’. En ze werden hier wéér zot : Kenny Neal ! Na een jaar van afwezigheid wegens gezondheidsproblemen stond hij weer op het podium. En hoe ! Wat een stem heeft die man. We herinneren hem nog van op het Antwerp R&B Festival van verleden jaar, maar hier is toch ook weer duidelijk dat voor eigen volk spelen iets meer heeft. Ik wist wel van zijn muzikale familieleden – bandmembers maar Kenny heeft ook nog een dochter, Syreeta. Ok, het is makelijker wanneer opa, pa en nonkels muzikant zijn, maar je moet zelf toch ook wat kunnen. En geloof me vrij dat we nog van haar gaan horen.
Net bekomen van Kenny’s afsluiter “Blues falls down like rain”worden we nog eens verwend met een hoofdact om U tegen te zeggen: The Mannish Boys. Randy Chortchoff, Paris Slim, Finis Tasby, Johnny Dyer, Kid Ramos,…moet er nog zand zijn…
Denk nu niet dat we niet van onze stoel weg zijn
geweest hoor. Stel maar dat we tussen iedere band genoten hebben van het hele gebeuren. Het zou deze ‘samenvatting’ te lang maken om
te vertellen wie en wat we allemaal gezien hebben,hoeveel pinten we gedronken hebben en hoeveel spareribs en Poolse worsten we hebben verorberd. Het was eerlijk gezegd ook te warm om lang in de zon rond te slenteren. Petje af voor de straatmuzikanten die de hitte getrotseerd hebben.
En zo waren we weeral aan het einde van het driedaagse festival. Veel afscheid hoefden we nog niet te nemen want de meesten van onze vrienden zullen we morgen nog zien . Want, als je dacht dat het afgelopen was na het festival , zit je behoorlijk mis. De zondag na het festival is er in Clarksdale, Mississippi, wat een dik half uur rijden is van hier, het Cathead Store Mini Festival. Dit begint rond de middag, dus vroeg vertrekken was de boodschap.
Na onze stoelen weer netjes te hebben opgeborgen in de kast van onze hotelkamer en te hebben uitgecheckt sturen we de Trail Blazer richting Clarksdale. Niet langs de hoofdweg maar langs Highway 1 , ‘The Old Blues Trail’. Deze weg loopt parralel met en dicht langs de Mississippi en brengt je langs de Stovall Plantation waar Muddy Waters zijn eerste dertig jaar gewoont en gewerkt heeft.
Na wat foto’s te hebben genomen rijden we verder naar Clarksdale. Ingecheckt in de Uptown Motor Inn en dan naar de Cathead. Het ‘festivalletje’ is echt een festivalletje met de nadruk op ‘tje’ . Twee partytentjes van drie bij drie aan elkaargemaakt wat stoelen eronder, een BBQ-ketel ernaast en we kunnen starten. Geen podium, gewoon voor de winkel, op de stoep. Op het programma: Jimmy ‘Duck’ Holmes, T-Model Ford,
T-Model Ford – Cathead mini festival
Lightnin’Malcolm,Super Chican, en …al wie komt opdagen. Eugene Hideway Bridges zien we rond lopen, Willie King, en nog wat lokale bluesmannen. Ooit zagen we hier ook Honeyboy Edwards, Big George Brock, Bill Abel, Jimbo Matthus , Big Jack Johnson, enz. Zoals ik al zei, we zijn in Clarksdale. Dit is echt het hart van Bluesland. Wie kent niet ‘de Crossroads’, het befaamde Delta Blues Museum en de al even vermaarde Ground Zero Bluesclub van Morgan Freeman, en , ‘best of all’ maar niet bekend: Red’s Juke Joint. Later meer hierover.
Na wat muziek en een Budweiser (allez, of een paar) rijden we naar Tutweiler, een twintigtal km verder. Tutweiler, Mississippi,Where the Blues was Born- dit lezen we op een hoge watertoren bij het binnenrijden van dit kleine dorpje. Het is hier in Tutweiler dat W.C. Handy voor het eerts slide hoorde spelen. Terwijl hij op de trein zat te wachten ( het spoor ligt er nog, maar er is geen trein meer) zag hij een jonge zwarte gitaarspelen, met een zakmes over de snaren wrijvend. Het lied ging over “…where the Southern crosses the Dog…” . De ‘Southern’ en ‘The Yellow Dog’ waren twee treinen die elkaar kruisten in Moorhead, Mississippi. Dit jaar stond dit niet op ons programma.
Het is ook hier in Tutweiler dat Sonny Boy Williamson II (Aleck Rice Miller) begraven ligt. Althans, een grafsteen staat hier. Denk nu echt niet dat dit het middelpunt van het dorp is en dat hier mensen te zien zijn. In de vijf jaar dat ik deze plek bezocht heb , heb ik nog nooit iemand gezien aan het graf. Het is ooit geweest dat je zelfs het graf al niet meer zag door het hoge onkruid. Deze plaats is nog goed te vinden, naar dat van Mississippi John Hurt hebben we ooit een halve dag gezocht, en dan hadden we nog ‘hulp’ van lokale jongens.
Grafzerk van Sonny Boy Williamson II
Dan weer terug naar Clarksdale want, ja hoor, het volgende ‘niet te missen’ stond op het programma. Pinetop Perkins Homecomming Celebration in de Hopson Plantation. Hier heeft Pinetop , 94 jaar jong nu, gewoont en gewerkt op de katoenplantage. Ieder jaar viert hij zijn ‘Thuiskomst’. En hoe !! Het publiek : de Diehards , de muzikanten : al de grote namen van toen en nu. Naast Pinetop zelf, Bob Margolin, Bob Stroger, Hubert Sumlin, Fuzz Jones, Bob Corritore, Dave Riley, Michael Burks, Kenny Neal, Billy Gibson , Diunna Greenleaf, T-Model Ford, Bill Abel, Carl Weathersby, Mother Tupelo, Andrea Brown, enzovoort. Het is echt een gezellige boel, muzikanten zitten gewoon bij je aan tafel of je drinkt er samen ene aan de toog. Wat ook interessant is voor de ‘gewone man’ is dat wanneer je ook gitaar of mondharmonica speelt of je hebt een goede stem, je gewoon kan mee jammen en je hebt het podium gedeeld met de allergrootsten.
Ook hier weer komen we oude en nieuwe vrienden tegen zoals Bob Coritore en Chuck Popcorn, de drummer van Michael Burks. Rond zeven uur is het feestje afgelopen en…op naar het volgende. Red’s Lounge, zegt het bord. Als je het niet kent, durf je niet naar binnen. Niets lijkt er op dat het open is. Wanneer je binnenkomt moet je echt je ogen laten wennen aan de duisternis. Enkel een flauw spotje , wat overjaarse kerstlampjes en reklameneon van Budweiser ‘verlichten’ het vertrek. Dit is nog een echte Juke Joint. Veel zijn er niet meer overgebleven, en die er nog wel zijn , zijn meestal niet te vinden als je niemand kent van daar. De knapste juke’s die we ooit gezien hebben zijn Poor Monkey’s in Merigold en Mercedes in Waterproof, Louisiana.
Hier bij Red worden we weer getracteerd op echte Deltablues. Midden op de vloer een oud tapijt, een aftands drumstel, een paar versterkers en een oud zinken bad met de woorden ‘Tips’. Bluesman van dienst : Robert ‘Wolfman’ Belfour. Naargelang de avond vordert is hier ook weer de gelegenheid om mee te spelen. Vraag maar eens aan Tim Verbiest van Tim’s Bluescombo of aan Robbert Fossen ,Robbert Fossen Band, en aan Hein Meiyer, Little Boogie Boy . Zij hebben het gedaan. Ook hier heb je de kans van onverwachte bezoekers te zien verschijnen. Een paar jaar geleden vroeg men of er iemand van de aanwezigen mondharmonica kon en wou spelen. Een klein manneke kwam zich aanbieden. Wij hadden hem direkt herkend maar daar was hij een volkomen vreemde. Paul Orta. Dan kwam Big Jack Johnson nog even meedoen (woont in Clarksdale), en het was weer feest tot ’s morgens. Nog één verhaaltje van wat we hier ooit meemaakte. Mookie Brill , winnaar van de Blues Award in 2006 (Bass) en bass speler voor Bob Margolin en Pinetop Perkins hing ook rond bij Red’s. Laat in de nacht vroeg hij , goed bezopen, of wij met de wagen waren en of we hem naar zijn motel wilden brengen. Natuurlijk wilden we dat doen voor zo’n bekende kerel. Er was enkel één probleem: hij wist niet meer waar het motel was en hoe het heette. Hij dacht wel dat hij nog wist hoe het eruitzag…En dan moesten we hem nog wakker houden ook.We kennen nu ieder straatje in Clarksdale en alle motels.
Maandagmorgen wat langer geslapen want vanaf nu ging alles veel rustiger verlopen. Na vier dagen feesten mag dat wel. Naar jaarlijkse gewoonte, ontbijten bij vriend Bobby Tarzi in The Delta Blues and Amusement Hall. Bobby is van Italiaanse afkomst en heeft zowat het beste vettigste ontbijt in de delta. Hoe ik met hem bevriend ben geworden is weer een lang verhaal dat ik je wil besparen. In ieder geval, het had weer te maken met redelijk veel bier drinken in zijn zaak met enkele cropdusters (piloten die met hun kleine vliegtuigjes de katoenvelden besproeien. Echte rednecks…) ‘op sluitingsdag’…
Vader Tarzi, ergens in de 80, weet dat ik voor blues kom en ieder jaar komt hij mij vertellen hoe het vroeger in de delta was en dat hij huis aan huis limonade bracht en zo ook bij Sonny Boy Williamson en Howlin’ Wolf. De man heeft er zo’n deugd van dat hij het kan vertellen.
We nemen hier ook hier afscheid van onze vrienden van de XXL-Club uit Wageningen. Zij moeten al naar huis bij gebrek aan verlofdagen, wij gaan nog enkele dagen verder.
Verder, want we zakken af naar het zuiden richting Indianola. Deze keer hoeven we geen motel of hotel te boeken want na 5 jaar hier te komen kunnen we gebruik maken van het jachthuis van Nicky Jones, katoenboer en vader van Allan Jones die ooit in Belgie speelde met Bill Abel. We zijn nu in Inverness, Ms. geboorteplaats van Little Milton.
Het jachthuis is zo ver weggestoken dat je het echt nooit, maar dan ook nooit kan vinden als men het je niet wijst. Een oud kronkelig karspoor brengt je bij het huis ,midden in een bos. Onze vriend Staf is zo nogal wantrouwig en legt een groot hangslot op zijn reiskoffer. Dat maakt hem héél gerust. “Staf, de deur van het kamphuis kan niet op slot !”…dat maakt hem héééél ongerust. Er is hier nog nooit wat gestolen. Dat bewijst de koelkast ,de diepvriezer en de proviandkast. Allen gevuld en tot onze beschikking. Ook staat er nog een fles Jack die we verleden jaar aangezet hebben. En als die al blijft staan zullen hier zeker geen dieven komen…Hier komen we echt tot rust. Douchke nemen, koffie drinken, wandelen, wat eten maken, alles op het gemakske. Op weg naar het dorp zie je echt dat je in de delta bent. Katoenvelden waar je ook maar kijkt en langs beide kanten van de weg zie je plukken katoen die van de wagens zijn gevallen. Als we het plaatselijk restaurant binnenlopen worden we een beetje argwanend aangekeken. Eén grote tafel met zo’n 12 man er rond die net hun avondmaal hebben genuttigd kijken ons aan. Stoere boerezonen recht van het katoenveld. “What the hell brings you guys to this by God forgotten place?” Na een beetje uitleg van onzentwege verdwijnt alle argwaan en ieder op hun beurt willen ze wat weten over Belgie en over wat we daar komen doen. En wat wij van Bush denken…Altijd op je hoede zijn bij zulke vragen.
Ontwaken in het kamphuis is z a l i g ! Voor mij in ieder geval. De anderen slapen in stapelbedden in ,uiteraard , de slaapkamer. Ik heb jaren geleden al een plaatsje opgeëist, achteraan het gebouw in een soort veranda. Als je ’s avonds gaat slapen is het wat griezelig, mede door het geritsel en geknor van de wasbeertjes die onder het huis wonen maar als de eerste zonnestralen op je bed schijnen, de verschillende ,voor ons onbekende vogeltjes hun lied aanheffen en een paar eekhoorntjes ijverig hun ontbijt aan het vergaren zijn in de bomen vlak naast het grote raam…mens, dit is een droom. De droom wordt verstoord door het gebrul van Paul: “ Rise and shine you lazy motherf**” gevolgd door de slide van Lil’Ed Williams die oorverdovend uit de boxen aan de muur komt. Toch plezant wakker worden eigenlijk. Als ze de koffie al maar klaar hebben….
Na de middag rijden we naar Indianola. Een groot bord verwelkomt ons ‘Indianola, home of Blues Legend B.B. King’.
Indianola is een al iets groter stadje met redelijk wat industrie. We hadden afgesproken met Cassie Sade Thurnipseed in The Crown of Town, een Engels getind restaurant met héérlijke Catfish paté ! Sade is professor in de communicatiewetenschappen , filmmaker, films over Africa en Blues, en ze is medewerkster van het B.B. King museum. Na een hoop problemen ziet het er nu toch uit dat het museum zal openen op 13 September 2008. Na een verukkelijke maaltijd in The Crown, eerst een bos bloemen gekocht want we moesten weer op visite. Op visite bij iemand die eigenlijk meer nog dan bloemen verdient, Mary Sheppard, eigenaar van de legendarische Club Ebony en persoonlijke vriendin sinds jaren van B.B. Het is in haar club dat B.B.’s homecoming elk jaar in Juni gevierd wordt. Het is ook in deze club dat B.B. , Albert King en andere groten hun eerste podiumervaring opdeden. Mary is zowat de liefste dame in de delta. Ergens in de zeventig , twee hersenbloedingen getrotseerd, gezworen dat ze uit haar rolstoel zal komen, wandelt ze nu rond zelfs zonder stok. Over moed gesproken. In de week is er niets te beleven in de club. Eigenlijk is het gesloten maar iedereen mag altijd binnen, als Mary thuis is wel te verstaan.
Met Mary Sheppard , Club Ebony Indianola, Ms
Wat we niet wisten was dat Sade een afspraak had met iemand van de TV. Volgende zaterdag was het de ‘Help Mary Sheppard Day’. Vrijwillige bluesfans zouden dan massaal komen helpen om de club een beurt te geven. Er moest behangen en geschilderd worden, de WC moest worden vernieuwd en de elektriciteit worden nagekeken (dat herinnert me aan een plaats bij ons..). Het TV interview was om de mensen op de hoogte te brengen van het gebeuren. En wat was er beter voor die TV presentator dan dat er ook Belgen waren die ‘speciaal’ voor deze dag naar hier waren gekomen. (Een uur eerder wisten we nog van niets…) Dus, we kwamen live op WXVT 15 DeltaNews. Paul en Leen mochten het woord doen. (Konden ook het beste liegen.) Terug thuis kreeg ik van Sade te horen dat er 10 man was komen opdagen die zaterdag, 4 om te helpen en 6 om te zeggen hoe dat ze het het beste zouden doen…
Net over de spoorweg is nog een bluesclub. The 308. Een iets modernere club uitgebaat door Mario Strong . Naast de club runnen werkt Mario als computertechnicus en was niet thuis. Langsheen die spoorweg ,schuin tegenover deze clubs komt het B.B.King Museum. Men hoopt echt dat door dit museum bluesfans van overal de weg naar Indianola zullen vinden en zo de blues weer wat kan opfleuren, want ook hier heeft de Hip-hop de overhand gekregen. Grote ,oude Amerikaanse auto’s met een stereoinstallatie die meer waard is dan de wagen zelf en met een gebonk van jewelste is een normaal onderdeel van het straatbeeld.
’s Avonds terug naar ons bos en stilaan begon het einde van de trip in zicht te komen. Nog twee dagen Nashville en het zat erop.
Nashville heeft niets met Delta of blues te maken maar als je weet dat ondergetekende in zijn jeugd een fervent bluegrassfan was en de Paul in een vroeger leven nog cowboy is geweest, begrijp je wel waarom Nashville op het programma stond. Deze stad leeft ook hoor ! Alle dagen van het jaar live-music. Niet voor niets wordt Nashville ‘Music City’ genoemd. Voor de Staf was het ook meegenomen want hij is een ‘Hard Rock Café’ prularia verzamelaar.
Een tip voor wie ooit vanuit het zuiden naar Nashville rijdt, neem geen highway maar wel The Natchez Trace Parkway. Dit is een wondermooie weg, geklasseerd als nationaal park. Er mogen geen handelsvoertuigen op en je moet de weg echt verlaten wil je bewoonde gebieden zien. Heel rustig rijden, je mag maximum 75 km per uur doen. Voor Amerikanen geen probleem, wij moeten er echt op letten het pedaal niet te ver in te drukken op een brede tweevaksbaan waar je geen kat ziet , laat staan een andere auto. Maar dan gebruikten we ook maar de cruisecontrol. Een live cd van Dwight Yoakum, een Bud en meer moet ik niet zeggen zeker. Genieten. Oh ja, mijn ‘botten’ heb ik ook gevonden.
Donderdagmorgen 12 Oktober zijn we vanuit Memphis ,via Atlanta, weer terug naar Belgenland vertrokken. Mission completed.
P.S. Ik weet wel dat er in Memphis en in de Delta veel meer te zien en te beleven is dan dan ik hier heb geschreven. Zo is er ook nog o.a. de Sun Studio, Stax, Gibson fabriek in Memphis en grafstenen van Charley Patton, Mississippi John Hurt, Frank Frost, een stuk of drie van Robert Johnson ,Dockery Farms, enz. Al deze plaatsen heb ik op vroegere reizen wel bezocht maar aangezien ik geen reisleider ben en het voor mijn meeste reisgezellen de eerste keer is , probeer ik voor mezelf zoveel mogelijk te zien.
Vragen of commentaar (alleen goede..) , je doet maar.
Michel Hofkens
Michel.hofkens@pandora.be
Met dank aan Staf Mariën, Leen Taels, Paul Vissers, mijn reisgenoten.
|